paprika1

JagthuisFestival 2009 - Hongaarse kamermuziek

Hongarije - het hart van Europa, eeuwenlang blootgesteld aan invloeden uit zowel het westen, als het oosten. Pas in de 20e eeuw wordt de autochtone muziek in wijde kring bekend dankzij het baanbrekende werk van Béla Bartók en Zoltán Kodály.

De bloei van de Hongaarse kamermuziek begon in de 19e eeuw. Hongarije maakte deel uit van het Habsburgse rijk, maar door het opkomende nationalisme ontstond in 1867 de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Zes jaar later kreeg Hongarije door de samenvoeging van Buda en Pest een echte hoofdstad, die de snelst groeiende van Europa zou blijken te zijn. Men ging op zoek naar de eigen volkscultuur, de Hongaarse taal verdreef langzaam maar zeker het Duits. Zowel het algemene onderwijs als het muziekonderwijs stond in hoog aanzien en werd op scholen of door privé-leraren verzorgd. In 1875 kreeg Budapest een eigen Muziekakademie waarvan Franz Liszt de voorzitter was. Dit instituut is sindsdien het centrum van de Hongaarse muziekeducatie. De eerste docenten waren van Duitse origine en brachten die cultuur mee, die ze overdroegen op de nieuwe Hongaarse generatie. De nieuwe generatie musici benaderde de Hongaarse stijl echter zeer consciëntieus en verwerkte zeer duidelijk Hongaarse elementen. Grote meesters en pedagogen van het eerste uur waren violist Jenö Hubay en cellist David Popper. De generatie componisten rond 1900 werd opgeleid door Hans Koessler. Tot zijn beroemdste leerlingen behoren Ernö Dohnányi, Béla Bartók, Zoltán Kodály en Leo Weiner. Componeerden Dohnányi en Weiner in romantische stijl, de beslissende verandering kwam met Bartók en Kodály. Op het platte land van groot-Hongarije verzamelden zij volksliederen. Dit bleek een fundament voor wetenschappelijke en artistieke doeleinden. Tot na de Tweede Wereldoorlog putten nieuwe generaties componisten uit deze voorraad. Onder invloed van het socialisme ontstond ook de behoefte het publiek te dienen (Pál Kadosa). Hongaarse Romantiek wordt verenigd met de idee van heroïsche strijd voor een socialistisch Hongarije (Ferenc Szabó). Hongaarse lyriek wordt verwerkt (Endre Servánszky) en steeds blijkt een sterk nationaal karakter aanwezig te zijn. Ook de oudere generatie neemt onverminderd deel aan de ontwikkeling van de moderne Hongaarse cultuur (László Lajtha). Met de uitspraken van Kodály: “Breng kunst dichter bij het publiek en publiek dichter bij de kunst” en “Muziek behoort iedereen” staat Hongarije ver af van de Europese ontwikkelingen van toon- en ritmereeksen, elektronische muziek en aleatoriek. In het werk van bijvoorbeeld György Ligeti en György Kurtág blijft een eerbetoon aan de oude meesters (Bartók, Andras, Szervánszky) en daarmee aan de Hongaarse traditie hoorbaar.

In het Pinksterweekend van zaterdag 30 mei tot en met maandag 1 juni!

Hoe het was:

zaterdag 30 mei: Van hakkebord en harp

Van hakkebord en harp: het meest traditionele instrument uit de volksmuziek van Hongarije: het cimbaal of hakkebord mag natuurlijk niet ontbreken op een festival met Hongaarse kamermuziek. Zoveel componisten hebben in de 20e eeuw hierop hun composities gebaseerd. Eén van de eersten die daar mee begonnen is, is László Lajtha (1892-1963) met composities waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de harp.

17.00 Concert Sintiromarus: Blichta Hoopman-Mirando en Noa Eyl viool Anatoli Kotchebine piano Dani Luca cimbaal

Johannes Brahms - Hongaarse dans nr 1 en 5 Leo Weiner - Hongaarse dansen Vittorio Monti - Csardas Authenieke Hongaarse Zigeunermuziek: - Hongaarse Csardas "Basso" - Ballaton Meer - Cigarettes - solo Dani "Bloeiende roos" - Verbunk und Friss - Most kezdödlik a tánc - Friss "csipd meg, Bogar"

18.00 Lezing dr Albert van der Schoot “Hongaarse Rapsodie – over de muzikale cultuur van Hongarije”

diner

20.00 Concert Ensemble Lumaka: Jana Machalett fluit Miriam Overlach harp Eke van Spiegel viool Martina Forni altviool Örs Köszeghi cello

Ernő Dohnányi - Serenade voor strijktrio, opus 10 (1903) Péter Eötvös - Psy voor fluit, altviool en harp (1996) Zoltán Kodály - Intermezzo voor strijktrio (1905) Ferenc Farkas - Eclogue voor fluit en harp (1983) & Dialoghi voor fluit en cello (1987) László Lajtha - Marionettes, opus 26 voor kwintet (1937)

zondag 31 mei: Impressies van de poesta

Impressies van de poesta: de bloei van de Hongaarse kamermuziek in de 20e eeuw is mede te danken aan violist, pedagoog en componist Jenö Hubay en cellist, pedagoog en componist David Popper. Zij staan met een aantal composities “Impressies van de poesta” (Hubay) en “Hongaarse rapsodie” (Popper) dan ook aan de basis van dit thema.

17.15 Concert Pamela Smits cello Sabine Simon piano Peter Thoma viool Ksenia Kouzmenko piano

David Popper – Hongaarse rapsodie voor cello en piano (1894) Jenö Hubay – Impressies van de poesta voor viool en piano (1893) Zoltán Kodály – Sonatine & Sonate, opus 4 voor cello en piano (1910)

high tea

18.45 Concert Peter Thoma viool Mikhail Zemtsov altviool André Kerver klarinet Ksenia Kouzmenko piano Pamela Smits cello Sabine Simon piano

Béla Bartók - Duo’s voor viool en altviool György Kurtág - Tre pezze, opus 14e voor viool en piano (1979) György Kurtág - Hommage à Robert Schumann, opus 15d voor klarinet, altviool en piano (1990) Rezsö Kókai - Vier Hongaarse dansen voor klarinet en piano (1951) Béla Bartók - 1e rapsodie voor cello en piano (1928)

pauze

20.00 Concert Peter Thoma viool Mikhail Zemtsov altviool André Kerver klarinet Ksenia Kouzmenko piano

Leo Weiner - Peregi verbunk, opus 40 voor altviool en piano (1951) György Ligeti - Sonate voor altvioolsolo (1994) Béla Bartók - Contrasten voor viool, klarinet en piano (1938)

souper

maandag 1 juni: Jonge barbaren

Jonge barbaren: de muziek van Leo Weiner, Béla Bartók, Zoltán Kodály en anderen werd in het buitenland niet direct gewaardeerd. Zo spreekt een Franse recensent in 1912 van de “jonge barbaren”. Ook vandaag de dag is het niet altijd makkelijk de composities van hedendaagse componisten over het voetlicht te krijgen. Naast werken van genoemde componisten ook composities van Pál Kadosa en György Kurtág.

15.15 Concert Ksenia Kouzmenko en Thomas Herrmann piano Pál Kadosa - Kis szvit (Kleine suite) György Kurtág - Játékok (Spelletjes, 1973-6) (piano solo) Béla Bartók - uit Mikrokosmos VI (1937): van de zes dansen in het Bulgaarse ritme nr 1, 2 en 6 (piano solo) György Ligeti - Induló (March) (1942) Három lakodalmi Tánc (Three wedding dances) (1950) Sonatina (1950) Allegro (1943) György Kurtág - uit Játékok IV (1979): Tanulmány a “Hõlderlin”-hez (Study to “Hõlderlin”) Dühös korál (Furious Chorale) Sarabande Hommage à Stravinsky - Harangok (Bells)György Kurtág - Suite (1951)

thee

16.30 Concert Accord Quartet uit Hongarije Béla Bartók - Strijkkwartet nr 2, opus 17 (1917) Emil Petrovics - Strijkkwartet nr 2 (1991) Zoltán Kodály - Strijkkwartet nr 2, opus 10 (1918) György Ligeti - Strijkkwartet nr 2 (1968)

buffet